Zondagochtend 10 december. Terwijl het buiten zachtjes begon te sneeuwen, gezellig de radio aan voor het VPRO-programma OVT. Plotseling werd mijn aandacht getrokken door een item in de rubriek Tijdgeest, over “John Wilkins en de perfecte taal”. Van deze Anglicaanse bisschop (1614-1672) had ik nog nooit eerder gehoord. Maar wat verteld werd over zijn boek An Essay towards a Real Character, and a Philosophical Language (London, 1668) was alleszins de moeite waard.
Wilkins had een kunstmatige taal ontwikkeld, die dubbelzinnigheden moest uitsluiten en waarin de woorden in feite zelfverklarend waren. Een soort ontologie avant-la-lettre. Als basis daarvoor had hij een universele taxonomie ontwikkeld. Met de categorieën daaruit liet hij vervolgens letters corresponderen. Op die manier kon een woord voor een bepaald onderwerp worden opgebouwd uit een combinatie van losse elementen (de afzonderlijke letters) met de in die taxonomie vastgelegde betekenissen. Dat lijkt nogal op wat we een analytisch-synthetisch classificatieschema noemen. Een extra complicatie was nog dat de zo gevormde woorden wel uitspreekbaar moesten zijn.
Zo was ZITA het woord voor hond. Alle woorden die met een Z begonnen waren dieren, die met ZI waren de viervoeters. De T gaf aan dat het dier een langwerpig hoofd had. En de A tenslotte dat het een groot dier was. Als je de regels maar kende, kon je uit de letters van een woord afleiden wat het betekende. Zoiets zouden we nu misschien een semantische taal noemen en het in een semantisch netwerk vastleggen.
Wanneer je dit zo leest, wordt wel duidelijk waarom het als taal nooit echt ingang gevonden heeft. Want wat moet je met alle uitzonderingen? Honden die geen puntig maar een plat hoofd hebben, vogels die niet vliegen of wagens die drie in plaats van vier wielen hebben. En is een paard soms geen grote viervoeter met een langwerpig hoofd?
Zo’n megalomaan project als dat van Wilkins was natuurlijk ook een kolfje naar de hand van de schrijver Borges. Zijn Bibliotheek van Babel zou een mooie plek zijn geweest voor boeken die in Wilkins’ taal geschreven waren. Of zou het dan geen Bibliotheek van Babel meer zijn geweest? Hoe dan ook heeft Borges in zijn bundel “Otras Inquisiciones” (1937-1952) een essay aan de taal van Wilkins gewijd, “El idioma analitico de John Wilkins” (The Analytical Language of John Wilkins).
Ook als je dat maar onzin vindt, is het zeker de moeite waard om de podcast van dit OVT-item nog eens terug te luisteren.
[OVT Tijdgeest: John Wilkins en de perfecte taal, zondag 10 december 2017, 10:29 uur]
Eric Sieverts